Van der Heem N.V. en aanverwante bedrijven - Den Haag, Utrecht en Sneek |
||
Uit de VDH-keuken: Staf Ontwerpgroep Industriële vormgeving door P.J. v.d. Scheer |
. |
|
Onderstaand artikel is gepubliceerd in het VDH-tje Nr. 540 van 1 maart 1958. Het is een van de artikelen in de serie 'Uit de VDH-keuken', deze artikelen verschenen met enige regelmaat in het personeelsblaadje. Zij werden geschreven door de desbetreffende afdelings-chefs, in dit geval de heer P.J. v.d. Scheer. | ||
De redactie van het VDH-tje heeft nu ook mij te grazen. Ik ben gezwicht voor de aanhoudende doch vriendelijke verzoeken. Eerst wilde ik het niet doen; waarom zou ik moeten schrijven over iets waar iedereen zo gemakkelijk over praat, over mooi en lelijk, waar iedereen immers verstand van heeft? Of niet, of wel? Enfin, ik ben gezwicht omdat dit stukje heel, heel misschien een beetje zal doen inzien, dat het ontwerpen, het industrieel vormgeven, iets meer betekent, dan met artistiek gebaar een flodderschetsje maken met als commentaar, "zo vind ik het mooi" en dan verder maar hopen, dat de rest vanzelf goed komt. Neen, zo zit het niet. Luister! Er is een fabriek, daar draaien bepaalde machines, daar heeft men bepaalde werkmethodes, daar zijn mensen met jarenlange ervaring en die hebben hun inzichten over hoe, waarvan en waarmee ze iets willen maken. En inderdaad: gereedschappen, machines, bewerkingen en samenstelling zullen bepalen of onze produkten zo vlot en zo goedkoop mogelijk in grote aantallen kunnen ontstaan. Kortom, of ze in de fabriek "lekker lopen". Dat wist u wel? Wat heeft dat nu met industriele vormgeving te maken? Luister! Er is namelijk ook nog een verkoopapparaat, - of dit nu Stokvis heet of afdeling Export, dat doet er niet toe – en daar heeft men zeer bepaalde gedachten hoe iets er uit moet zien, wat er in moet zitten, wat het mag kosten en wanneer men het wil hebben. En ook hier zijn mensen met jarenlange ervaring en die hebben hun inzichten over het hoe en wat ze willen verkopen. En inderdaad: uiterlijk, functionaliteit en prijs zullen bepalen of onze produkten zo vlot mogelijk en in grote aantallen kunnen worden afgenomen. Kortom, of ze in de verkoop "lekker lopen". Dat wist u wel? Wat heeft dat nu met industriele vormgeving te maken? Luister! Deze twee groepen van mensen zijn het niet eens. Van nature niet. Wat de koopman mooi vindt, vindt de fabriek lastig om te maken; wat de koopman als verfraaing wil hebben, vindt de fabriek te duur; wat de fabriek eenvoudig noemt, bestempeld de koopman als huisvlijt; wat de fabriek bespaart, noemt de koopman achteruitgang in kwaliteit. Het hele probleem draait dan ook hierom: de klant, de koning, die bepaalt of hij onze produkten wil hebben of niet, kan zien, drommels goed zien, of hij waar voor zijn geld krijgt en de koopman wil, om de koning zijn zin te geven, alles daarvoor hebben, terwijl de fabriek, die de koning niet kent, zo goedkoop mogelijk wil werken. Koopman en fabriek, beide zijn in hun recht en beide vragen het uiterste en beide zullen moeten nemen wat hun kan worden aangeboden: een ontwerp, waarbij ernaar is gestreefd beide partijen dat te geven, wat inderdaad mogelijk is en waarbij slechts dan naar een gemiddelde is gezocht als de verlangens te zeer uiteenlopen. Verwondert het u dat onze fabrieksmensen vinden,dat de
ontwerper van matrijzen en machines, van efficiency en prijzen geen
verstand heeft en dat hij het oor leent aan de kooplieden?
Verwondert het u, dat onze verkopers vinden, dat de ontwerper markt
en publiek niet kent, van prijzen geen verstand heeft en aan de
leiband van de fabriek loopt? Mij niet. Nu niet meer althans, sinds
ik ook een beetje ervaring heb opgedaan en weet, dat als er eens
(zeg maar bij toeval) een ontwerp uit de bus is gekomen, dat zó
goed is dat iedereen ermee tevreden kon zijn, dat dan... de
commercielen over de techniek en de technici over de esthetica
beginnen te praten. Praten en praten, dat is er hier wel bij, toch
is dat wel goed. Want niet goed zou het zijn, als al die mensen in
onze N.V. met hun tegenstrijdige verlangens zich in twee kampen
zouden verdelen. En ook niet goed zou het zijn, als men met
schipperen tot een compromis zou komen waar toch nooit iemand echt
tevreden mee is.
Dan maar beter praten tegen de ontwerper, die zo
tenminste zijn gegevens krijgt om mee te werken. De ontwerper moet die gegevens hebben. Het is namelijk
niet zijn taak om ontwerpen te maken, die ontwerpen blijven. Het is
zijn taak om ontwerpen te maken, die gerealiseerd kunnen worden,
ontwerpen die produkten worden. Om het eens anders te zeggen: Een
ontwerper moet niet alleen eieren leggen, hij moet ze ook
uitbroeden. Immers, niemand kan zien wat er in het ei zit; zelfs als
het kuikentje is uitgekomen, is nog niet vast te stellen of de kip,
die er uit moet groeien, een prijskip zal worden. Alles hangt er van
af wat moeder kip in haar ei heeft gestopt. En om het dan nu maar
weer gewoon te zeggen: Voor het welslagen van de produkten die VDH
maakt, is niet alleen nodig, dat alle bruikbare gegevens in een
ontwerp worden gestopt, maar ook, en vooral, dat ze er goed in
worden gestopt. En hier begint pas het echte werk: De technische en
economische eisen enerzijds, en de functionele en commerciële eisen
anderzijds moeten worden verwerkt op originele en esthetische wijze. Mooi gezegd, maar hoe doe je dat? Dat weet ik eigenlijk ook niet. Wat is origineel? Iets, dat er nog niet geweest is. Daar moet je natuurlijk mee oppassen, want niet iedereen is tuk op nieuwigheid. Je moet er net zo'n vleugje van gebruiken, dat het aantrekt maar niet stoort. Net als kruiden in het eten: hoeveel mag je er in doen zonder de smaak te verknoeien? En het hangt ook nog van het gerecht af: zoals een rijsttafel flink mag peperen maar de doperwtjes niet, zo zal bij, door het publiek als zodanig aanvaarde, technische produkten als stofzuigers of platenspelers een wat pikanter lijnenspel zijn toegestaan, dan bij radio- of televisietoestellen welke men, zonder smaakperikelen, bij de rest van de bestaande kamerinrichting wil genieten. Wat is esthetisch? Overeenstemmend met schoonheidszin.
Dat klinkt nog al vaag, maar het woordenboek zegt er ook van, dat
het is afgeleid van het Griekse Aisthetikos, dat betekent: in het
waarnemen geoefend. En daar gaat het om. De mens heeft niet slechts
een paar ogen in zijn hoofd, waar hij alleen maar domweg mee loopt
te kijken: hij heeft er een geest achter zitten, die hem door
ervaring heeft geleerd de dingen werkelijk te zien en te beleven. En
door de eeuwen heen is nu een wetenschap ontstaan hoe de mens vormen
en lijnen en kleuren verwerkt tijdens de waarneming. En van die
wetenschap maakt de ontwerper gebruik als hij iets voor u
aantrekkelijk wil maken. Hij weet welke verhoudingen u prettig
zullen aandoen, welk lijnenspel iets breder of smaller zal maken dan
het in werkelijkheid is, hoe hij iets door contouren of blikvangers
of door kleuren groter of kleiner kan doen lijken, welke vormen
prettig zijn omdat u ze gemakkelijk met het oog kunt volgen en welke
niet omdat het aftasten u moeilijk valt, welke kleuren de vorm
verdoezelen en welke die juist accentueren...
Makkelijk is het niet! Waarom bewondert gij uw geliefde
in een blauwe japon, maar zoudt u een blauwe biefstuk niet naar
binnen kunnen krijgen? Waarom zou een baby er belachelijk uitzien,
gekleed in het rood van Sinterklaas z'n tabberd? Waarom, och arme!
Slaan fabrieksmensen (ter wille van de normalisatie) en kooplieden
(ter wille van de eenheid in de reeks) de handen wèl krachtig
inéén en eisen de toepassing van een eenvoudige, algemeen
bruikbare kleurstelling voor al onze produkten, juist als ik wil
gaan betogen, dat ieder voorwerp zijn eigen passende kleur moet
hebben? Kom er maar eens uit! En eindelijk zijn we er dan uit of we denken het
tenminste; we hebben de duimen gedraaid en gehoopt, dat er niets aan
het toeval is overgelaten; we hebben gepraat en weer gepraat met het
model op tafel, het model dat trouwe medewerkers uit wat hout, wat
lijm, wat verf en wat ondoorgrondelijk spul in elkaar gewrocht
hebben en we gaan naar weer andere enthousiaste medewerkers die het
werk overnemen. Alle gedachten toveren zij om tot bruikbare
geschriften en tekeningen, opdat er voor de fabriek de gevraagde
"bouwdoos"en voor de kooplieden het gevraagde
"broodje van de bakker" uitkomt.
|
||
VDH |