Van der Heem N.V. 

en aanverwante bedrijven - Den Haag, Utrecht en Sneek

 

Home

Historie

ERRES producten

Professionele apparatuur

Solex

ENAF, Indoheem, etc.

Diverse info

Foto's

Logo's

Links

Oproepen en berichten

Sitemap

Verantwoording

Minister 

 voor

Exportbevordering ?

In zijn Nieuwjaarsrede januari 1953, voor de Kamer van Koophandel te Den Haag, hield de heer J. van der Heem, een der directeuren van Van der Heem N.V. en tevens voorzitter van de KvK te Den Haag, een pleidooi voor het aanstellen van een Minister voor Exportbevordering.

Voorzitter  K. v. K.  Den Haag  bepleit:

SPECIALE  MINISTER  VOOR  EXPORTBEVORDERING

Credieten  aan  andere  landen  stimulering  van  export

 In zijn nieuwjaarsrede heeft de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor ’s-Gravenhage, de heer J. van der Heem, o.m. als zijn overtuiging uitgesproken, dat op het gebied van de exportbevordering door ons land geheel nieuwe wegen dienen te worden ingeslagen.

De individuele ondernemer kan wel de kredietwaardigheid van zijn afnemer beoordelen, doch niet de monetaire en handelspolitieke omstandigheden, waarin het betrokken land zich bevindt, resp. zal geraken. Daarom zullen de Staat en de Nederlandsche Bank hierbij een hoofdrol moeten spelen. Aan landen, die overigens credietwaardig zijn, doch tijdelijk met eerdergenoemde moeilijkheden te kampen hebben, dienen credieten te worden toegestaan in het belang van onze export, niet alleen van kapitaalgoederen, doch ook van andere soorten goederen.

Wanneer het huidige kabinet kans zou zien, op het gebied van de exportbevordering nieuwe methoden te ontwerpen, dan zal hiervan ook op de industriële investeringen een gunstige werking uitgaan.

De vraag rijst, aldus spr., of het geen aanbeveling zou verdienen een speciale minister te belasten met het vraagstuk van de exportbevordering. Dit zou het grote voordeel hebben, dat het nemen van maatregelen op het gebied van de bevordering van de buitenlandse handel niet bij meer dan één minister ligt, doch samengebracht is in één hand, waardoor de coördinatie ten zeerste zal worden bevorderd. Aan een dergelijke functionaris heeft het Nederlandse bedrijfsleven, dat voor het merendeel bereid is elke kans tot vergroting van zijn buitenlandse afzet met alle energie aan te grijpen, meer dan ooit behoefte.

Wat de Benelux-verhouding betreft, speet het de heer van der Heem hartgrondig te moeten constateren, dat wij op het gebied van deze economische integratie niet vooruit, doch eerder achteruit zijn gegaan. De schuld daarvan ligt stellig niet bij onze regering, die geen gelegenheid voorbij heeft laten gaan om te tonen, dat zij bereid is de Economische Unie daadwerkelijk aan te gaan. Men meent in België, dat de Nederlandse concurrentie mogelijk is door het relatieve lage Nederlandse loonpeil. Hoewel niemand zal willen erkennen, dat er verschil in de nominale lonen is, wordt de invloed van de loonfactor door de Belgen overdreven. Er zijn andere belangrijke oorzaken aan te wijzen. Doch dit is geen Belgisch, maar evenzeer een Nederlands verschijnsel. Het is in feite een universeel verschijnsel. De tijd, waarin de afzet geen probleem vormde, is immers voorbij. Tegenwoordig moet daarom weer hard gevochten worden. Dit is niets nieuws, het is ook niets ongezonds. De tijd schijnt aangebroken, dat onze regering een principieel standpunt gaat bepalen ten opzichte van dit probleem. Onze Belgische vrienden dienen zich te realiseren, dat hun export naar Nederland nog altijd groter is en ook zal blijven, dan omgekeerd, en dat wanneer het Benelux-experiment niet slaagt, dit ernstige consequenties zal hebben voor de gehele West-Europese economische integratie, aldus de voorzitter.

De heer v.d. Heem bepleitte nog eens een fikse verlichting van de fiscale druk op het bedrijfsleven en wees op toenemende moeilijkheden voor onze export.

.

  

Bron: De Tijd, 6 januari 1953.
 

VDH