Van der Heem N.V. en aanverwante bedrijven - Den Haag, Utrecht en Sneek |
||
Van der Heem Ontvangapparaten
1939 |
|
|
Onderstaand artikel verscheen in het 'Handboek voor Radio-Centrales', uitgegeven door de B.E.R.C., de Bond van Exploitanten van Radio-Centrales. Het boek (792 p.) werd in 1940 uitgegeven onder redactie van Ing. J. Roorda (VDH) met medewerking van de Technische Commissie van de B.E.R.C. (spelling anno 1940) |
||
Ontvangapparaten In deze samenvatting willen wij de moderne ontvangapparaten en wel speciaal de ontvangapparaten voor het gebruik in algemene trekken beschouwen. Wij zouden wel kunnen ingaan op bijzonderheden, maar dit zou ons te ver voeren. Bovendien bestaan er zoovele variaties op schakelingen, dat het niet mogelijk zou zijn, deze in een kort bestek te bespreken, terwijl ook steeds weer nieuwe schakelingen ontstaan. Gaan wij de mogelijkheden na, die de radiotechniek ons nu biedt, dan kunnen wij zeggen, dat deze vrijwel onbeperkt zijn en dat aan zeer vele eischen voldaan kan worden. Echter komen wij dan tot apparaten, die alleen bruikbaar zijn voor een kleine groep verbruikers, ten eerste om hun speciale eigenschappen, ten tweede wegens den kostprijs. De kostprijs van een apparaat wordt immers niet alleen bepaald door den prijs van de te verwerken onderdeelen en de montagekosten, maar voor een groot deel door de ontwikkelingskosten, die voor speciale apparaten noodzakelijk hoog worden. Daar de aanbouw in kleine hoeveelheden plaats heeft, zal de afschrijving der initiale kosten per apparaat hoog zijn. Bij het ontwerpen van apparaten zullen de fabrikanten dus een compromis moeten vinden tusschen bijzondere eigenschappen en kosten. Fabrieken, die toch reeds voor haar normale handelsapparaten over een rijke ervaring beschikken en aan die apparaten een langdurig laboratorium-onderzoek ten grondslag leggen, zijn hier in het voordeel. Zij kunnen daardoor putten uit vele gegevens, en schakelingen combineren om speciale eigenschappen naar voren te brengen. Gaan wij alle in den handel zijnde normale ontvangers na, dan zullen wij al direct bemerken, dat bij de meeste apparaten toch veel schakelingen aanwezig zijn die voordeel hebben. Toch zijn die apparaten niet goed bruikbaar voor een radiocentrale. En juist onder de betere apparaten treffen wij er aan, die om hun zuiver radio-technische eigenschappen op den voorgrond treden, maar door hun mechanische uitvoering geheel en al ongeschikt blijken te zijn voor het gebruik in een radio-centrale. Welke eigenschappen moet een apparaat voor een radio-centrale bezitten? Zou men hierover een enquête houden, dan zouden er evenveel verschillende eigenschappen gevraagd worden als er centrale-houders zijn. Ieder stelt, afhankelijk van zijn bedrijf, zijn eischen anders, waarbij zoowel de grootte als de plaats van het bedrijf naast de persoonlijke opvatting een groote rol speelt. Aan al deze eischen is met één type apparaat niet te voldoen. Ook hier moet dus weer een compromis gevonden worden. Deze inleiding hebben wij noodig geacht, om eenigszins een beeld te geven van de vragen, die zich voordoen bij het ontwerpen van een speciale ontvanger. Wij zullen nu meer de technische zijde nagaan. Hierbij komen eenige algemeene eischen naar voren, waaraan nog vele speciale zijn toe te voegen.
*** |
||
Aan de in de bovenstaande punten genoemde eischen kan vrijwel alleen een ontvanger van het superheterodyne type voldoen. Daarom zullen wij ons in het volgende tot dit type ontvangapparaat beperken en allereerst een schematische uiteenzetting geven van de werking er van. Bij den superheterodynen ontvanger wordt de te ontvangen frequentie niet zelve versterkt en gedemoduleerd, maar deze wordt met een in den ontvanger opgewekte frequentie gemengd, waarbij de som- en de verschilfrequenties ontstaan. De verschilfrequentie nu wordt verder versterkt en gedemoduleerd. Door altijd dezelfde verschilfrequentie te laten ontstaan, de middelfrequentie geheeten, is het mogelijk hiervoor een selectieven versterker te maken met vaste afgestemde kringen, die meestal in den vorm van bandfilters worden uitgevoerd. Dit middelfrequentversterker-gedeelte wordt gevolgd door een detector en ten slotte door één of meer trappen laagfrequentversterking. In een blokdiagram ziet de superheterodyne ontvanger er dus als volgt uit: Om twee frequenties met elkaar te mengen, met het doel de som- en de verschilfrequentie te verkrijgen, is het noodig, dat deze frequenties worden toegevoerd aan een orgaan, dat een niet-lineaire karakteristiek bezit. Vandaar, dat het vroeger gebruikelijk was dit orgaan te beschouwen als eerste detector. Tegenwoordig echter berust de werking van het mengorgaan meer op modulatie van de eene frequentie op de andere. Bovendien worden menggedeelten en generator nog in één buis gecombineerd, zooals bijvoorbeeld in de octode of de triode-hexode. De bij de menging ontstane verschilfrequentie wordt door een bandfilter overgedragen op de volgende versterkertrap, de middelfrequentversterker. Daar dit een versterker is voor één frequentieband, kan deze gemakkelijk selectief gemaakt worden. Bovendien kan met bandfilters een bijna ideale resonantiekromme worden verkregen. Door de koppeling van de bandfilters te wijzigen, is het nog mogelijk de selectiviteit binnen wijde grenzen te varieeren. Daar bij een bepaalde oscillatorfrequentie de verschilfrequentie kan ontstaan, zoowel met een signaalfrequentie die lager, als met een die hooger is dan de oscillatorfrequentie, de zoogenaamde spiegelfrequentie, moeten maatregelen genomen worden om slechts één van deze beide gelegenheid te geven de menglamp te bereiken. Daarom moet vóór de mengbuis het hoogfrequentsignaal reeds geselecteerd worden. Meestal geschiedt dit door middel van een bandfilterschakeling, of door een hoogfrequentversterkertrap, voorafgegaan en gevolgd door een afgestemden kring. Elders zullen voor- en nadeelen van beide schakelingen besproken worden. Ook zal nog gewezen worden op andere storingsmogelijkheden dan door spiegelfrequenties. Een moeilijkheid is verder nog gelegen in het verkrijgen van een gelijk-loopen van de oscillatorafstemming met die van de voorkringen, die immers altijd een verschil gelijk aan de middelfrequentie moeten hebben. Theoretisch is het mogelijk om met gelijke afstemcondensatoren en verschillende spoelen en parallel- en seriecapaciteiten op drie punten (bijvoorbeeld eind, midden en begin van een bereik) dit verschil te verkrijgen, terwijl op andere punten altijd een kleine afwijking blijft bestaan. Door juiste keuze van het verloop van de afstemcondensatoren en dergelijke, is het in de practijk echter mogelijk deze afwijkingen tot maximaal enkele kHz terug te brengen. Als detector van het middelfrequentsignaal kiest men bijna altijd een diode, omdat bij diode-gelijkrichting een negatieve spanning optreedt, evenredig met de grootte van de signaalspanning, welke negatieve spanning gebruikt kan worden om de versterking van voorafgaande lampen te regelen. Een verder voordeel van de diode is, dat deze betrekkelijk groote signalen vervormingsvrij kan detecteren, vooropgesteld, dat de schakeling zoo is gedimensioneerd, dat hierdoor geen andere mogelijkheden van vervorming geïntroduceerd worden. Ten slotte wordt het laagfrequentsignaal versterkt. Naar behoefte geschiedt dit in één of meer trappen, afhankelijk van de benodigde spanning of energie aan den uitgang. Meestal worden twee trappen laagfrequentversterking toegepast, waarvan de tweede als regel een energieversterker is om voldoende vermogen in een luidspreker of kleinen eindversterker te krijgen. Het gebruik van twee trappen laagfrequentversterking biedt tevens de mogelijkheid correcties aan te brengen in de frequentie-karakteristiek door negatieve terugkoppeling, waarbij bovendien de vervorming gereduceerd wordt. Uit het bovenstaande mag blijken, dat de superheterodyne ontvanger niet geheel ideaal is en dat nog verschillende storingsmogelijkheden kunnen optreden. Van de storingsmogelijkheden hebben wij al genoemd de spiegelfrequenties. Als middel hiertegen werd een effectieve pre-selectie, eventueel voorzien van speciale schakelingen, genoemd. De verhouding tusschen middelfrequentie en ontvangen signaal is maatgevend voor de kans op storing door spiegels. Zoo zal bijvoorbeeld voor midden- en lange golven een middelfrequentie van 110 kHz gunstig zijn. Voor ultra-korte golven zal de voorkeur gegeven moet worden aan een hoogere middelfrequentie, meestal 451 of 465 kHz, of zelfs nog hooger, bijvoorbeeld 1250 kHz. Van andere storingsmogelijkheden noemen wij hier nog als voornaamste, de volgende:
Bij gebruik van meerdere ontvangapparaten kan de straling van oscillatorfrequentie en middelfrequentie dezelfde storingen veroorzaken als signaal van een zender. Enkele onderdeelen van de ontvangers zullen wij nog nader bespreken.
|
||
|
||
|
||
De diverse hoofdstukken in het 'Handboek voor Radio-Centrales' zijn door verschillende auteurs geschreven, het bovenstaande hoofdstuk is geschreven door Ing. J. Roorda, o.a. bekend van verschillende leerboeken. Zie ook: Ontwikkeling Radiotechniek door Ing. J. Roorda. * Meer info over de professionele Omroep en alarmapparatuur. |
||
VDH |